Veiligheid boven alles
In peleton rijden is niet gemakkelijk en vergt wat oefening.
De wegkapitein is de baas
Er wordt 2 per 2 gereden.
Graag aansluiten
De wegcode zal ten allen tijde gerespecteerd worden
Samen uit, samen thuis
Samen uit, samen thuis
Signalen
Bij het rijden in een groep doen niet alleen de benen het werk, maar ook de mond. Communicatie is belangrijk om het rijden soepel en ook veilig te laten verlopen.
Als je in een groep rijdt heb je achter niet voldoende of te laat zicht op wat er vóór gebeurt. Bij achteropkomend verkeer geldt dat omgekeerd ook.
We gebruiken signalen om de anderen op tijd te waarschuwen.
Signalen worden niet alleen geroepen, maar ook met gebaren aangegeven. Want kreten worden soms niet gehoord, gebaren soms niet gezien.
- “Voet” roep je wanneer er iets/iemand is of komt op je eigen weghelft. Waarschijnlijk gaat de groep iets naar links om in te halen. Je geeft ook een gebaar.
- “Tegen” roep je bij tegenliggers. Dan moet je mogelijk iets naar rechts of je moet ritsen. Je geeft ook een gevaar dat dat aangeeft.
- “Achter”roep je als bijvoorbeeld een auto de groep wilt passeren. Iedereen weet dan dat hij strak rechts moet (blijven) rijden. Eventueel moet er gerist worden (‘ritsen’ of ‘Lijn’). Mogelijk coacht de achterste rijder het achterop komend verkeer.
- “Ritsen” of “Lijn” roep je als je met naast elkaar rijdt en je achter elkaar wilt gaan rijden. Bijvoorbeeld als de weg smal is en er tegenliggers aan kunnen komen.
- ”Paaltje” roep je bij een obstakel. Ook als het geen paal is.
- “Hooo!” als er gestopt moet worden of erg vertraagd. Je maakt een dempende/pompende beweging met je arm naar onder. Sommigen steken (zoals bij het skaten) de arm recht omhoog.
Doorgeven
Belangrijk is het om gebaren en kreten naar achteren door te geven. Soms roepen de voorsten en horen de volgenden dat goed. Die zijn nog even in gesprek en vergeten het signaal door te geven naar achteren. De achtersten weten dus van niets en worden verrast.
Teveel van het goede
Roep en gebaar niet bij ieder klein gaatje in de weg of drie korrels zand, bijvoorbeeld als iedereen er probleemloos rechtuit doorheen kan rijden. Je wordt gek van alle overbodige kreten. En het onderscheid met de signalen die er echt toe doen is er niet. Als je je beperkt tot wat echt nodig is, is iedereen alerter.
Vooruitzien
Onderling kijken. Weten waar de anderen zitten. Seinen: ‘blijf achter’, kalm aan’. De breedte van de weg gebruiken waar het kan. Bij ingang bebouwde kom rustig vertragen. Stilstaan op de stoep en niet op de weg.